Uitleg verschillende technieken
Diagnostische echografie is gebaseerd op het gebruik van ultrageluid met een frequentie van 1-15 MHz.
De gebruikte frequentie bepaalt de resolutie en het doordringingsvermogen.
Een transducer met een lage frequentie kan diepe structuren afbeelden, maar de resolutie is relatief beperkt.
Hierdoor zijn details minder goed zichtbaar.
Dit in tegenstelling tot een transducer met een hoge frequentie die juist een hoge resolutie heeft, maar slechts enkele centimers doordringt in de weefsels.
Verschillende technieken/instellingen
2D of B-mode
Hierfbij wordt een serie scan lijnen door de transducer uitgezonden in een vlak, waardoor een 2 dimensionaal beeld wordt verkregen.
Dit beeld wordt meerdere keren per seconde ververst en geeft een realtime beeld. De verversfrequentie (framerate) is afhankelijk van de diepte en de grootte van het scanoppervlak.
M-mode
M-modus staat voor motion mode. Hierbij wordt een enkele lijn van de B-modus afgebeeld, weergegeven tegen de tijd.
De diepte van het beeld staat daarbij op de y-as en de tijd op de x-as.
Het resultaat is een stilstaand beeld, waarbij beweging van een structuur in de tijd wordt weergegeven. Omdat er maar een lijn wordt uitgezonden, kan de framerate hoog zijn.
Doppler
Door middel van het doppler effect kan de snelheid en richting van beweging worden bepaald.
Bij een beweging naar de transducer toe zal de frequentie omhoog gaan. Vergelijk dit met een rijdende auto met claxon die nadert.
De toonhoogte neemt in eerste instantie toe. Na het passeren zal de frequentie van het geluidssignaal weer afnemen.
Bij gebruik van color doppler wordt een vlak geselecteerd in een 2D beeld, waarin beweging wordt weergegeven in kleur. Deeltjes, zoals ertrocyten, die van de transducer af bewegen worden met een blauwe kleur weergegeven.
Deeltjes die naar de transducer toe bewegen worden met een rode kleur weergegeven.
Spectraaldoppler
Hierbij wordt hetzelfde principe gebruikt, alleen wordt hierbij de snelheid van deeltjes (y-as) tegen de tijd (x-as) weergegeven.
De scanlijn is hierbij door de onderzoeker te besturen door gebruik van een scroll bal of touch-screen.
Pulsed wave doppler
Bij gebruik van de pulsed wave doppler wordt er afwisselend door de transducer ultrageluid uitgezonden en ontvangen.
De diepte van de scan kan door de onderzoeker worden beinvloed. De snelheidsmeting vindt alleen plaats op de ingestelde diepte langs de ingestelde lijn.
HIerdoor kan heel selectief de snelheid worden gemeten, bijvoorbeeld van bloed net boven de mitralisklep.
Het nadeel van deze methode is dat door het afwisselend zenden en ontvangen de maximale snelheid van beweging gelimiteerd is.
Continuous wave doppler
Bij continuous wave doppler wordt er continu ultrageluid door de transducer uitgezonden en ontvangen. Het voordeel hiervan is dat registratie van hoge snelheden mogelijk is.
Het nadeel is echter dat de gemeten diepte niet kan worden ingesteld, zodat alle stroomsnelheden in het scanvlak worden weergegeven.
Continuous wave doppler wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het meten van hoge flow door de tricuspidalisklep ter bepaling van de pulmonaaldrukken.
Tissue doppler
Tissue doppler is een variant van pulsed wave doppler, waarbij door gebruik van een filter de beweging van relatief langzaam bewegende weefselstructuren wordt gemeten.
Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt om de snelheid van beweging van de annulus van de mitralisklep te meten als maat voor diastolische dysfunctie.
Opmerking:
Een belangrijk aandachtspunt bij gebruik van doppler is de uitlijning. Voor een betrouwbare meting moet namelijk de richting van het meetvlak parallel zijn aan de te meten flow.
Indien dit niet gebeurt, en er dus in een hoek wordt gemeten, dan heeft dit als gevolg dat de flowsnelheid wordt onderschat.