Linker ventrikel systolische functie


Het bepalen van de systolische linker ventrikel functie is een belangrijk onderdeel bij de evaluatie van een patient in shock. In de cardiologie zijn er veel methoden om de systolische functie te meten.


Simpson-methode

Een van de bekendste methoden is de Simpson-methode, waarbij de binnencontour van de linker ventrikel wordt gemarkeerd, waarna de software in het echoapparaat het oppervlak van de linker ventrikel meet. Dit wordt bij voorkeur in verschillende vlakken gedaan. Door deze meting in zowel de systole als diastole te doen, is het mogelijk de ejectiefractie te meten. De ejectiefractie (EF) wordt berekend als het slagvolume als percentage van het einddiastolisch volume. De normale EF is > 55%. De ejectiefractie is een goede voorspeller van het verloop van hartziekte. Op de intensive care is het meten van de ejectiefractie volgens de Simpson-methode vaak niet praktisch. Een van de vereisten voor deze methode is dat de grens van het endocard goed af te grenzen is. Vaak is dit niet goed mogelijk door de minder optimale omstandigheden op de IC. Gelukkig is het voor de intensivist niet van belang om de exacte ejectiefractie te kunnen meten.

Het op het oog inschatten van de ejectiefractie (eyeballing)
Een vaak toegepaste methode die in de praktijk goed bruikbaar is eyeballing, waarbij de ejectiefractie op het oog wordt ingeschat. In ervaren handen is er een goede correlatie met een exacte meting volgens de Simpson-methode. Om goede methode om eyeballing te oefenen is het mee kijken terwijl de echolaborante een echo maakt en tegelijkertijd een schatting te doen van de ejectiefractie. Door deze met de echolaborante te checken en later de officiele uitslag te zien, krijg je direkt feedback.
Een andere methode is bijvoorbeeld de volgende website, waarbij een aantal echobeelden worden getoond als quiz, waarna de goede EF wordt gegeven.

Schat ejectiefractie oefenwebsite

Naast het beoordelen van de wandbeweging is het ook van belang te kijken naar de toename van de wanddikte. Ook een akinetisch deel van het myocard kan naar binnen bewegen, doordat het passief wordt meegetrokken door het omliggend wel vitaal myocardweefsel. Bij een normale contractie neemt de dikte van de wand en septum ongeveer 50% toe (5-7mm). Er is sprake van dyskinesie als de toename in dikte slechts 1-2 mm is. Bij akinesie als er geen sprake is van verdikking. Bij een infarct is er afhankelijk van de plaats van afsluiting van het coronairvat een regionale wandbewegingsstoornis in het verzorgingsgebied. Zie onderstaande figuur.


Verzorgingsgebieden coronairen

Verzorgingsgebieden coronairen

Bron: Boek "Praktische echocardiografie" door Hamer en Pieper. Uitgever: Bohn Stafleu van Loghum.
Tekening overgenomen met toestemming van de uitgever


Tissue Doppler Index

Een andere maat voor de systolische LV functie is het meten van de beweging van de annulus van de mitralisklep met tissue doppler (TDI). Hierbij wordt de systolische snelheid gemeten. De maximale snelheid is de S'. Dit is een redelijke maat voor de systolische functie (ref 1,2). Echter zoals alle doppler metingen is deze afhankelijk van de hoek van meting. Deze moet parallel zijn aan de beweging van de annulus. Een normale S' is > 7.5 cm/sec en komt overeen met een EF van >50%. (1) Een andere beperking van de meting van de S'is dat deze geen onderscheid maakt tussen actieve contractie of passieve beweging.

Meting S'

S' meting van de laterale annulus van de mitraalklep



Meting cardiac output

Meting van de cardiac output is mogelijk door het combineren van verschillende metingen. In de parasternale lange as kan de diameter van de linker ventrikel outflow tract (LVOT) worden gemeten ter hoogte van de aanhechting van de aortakleppen. Dit dient nauwkeurig te gebeuren, omdat deze meting gekwadrateerd wordt in de berekening, zodat meetfouten grote invloed hebben.
Vervolgens kan in de apicale opname met pulsed wave doppler de VTI (Velocity Time Integraal) in de LVOT worden gemeten. Hiervoor wordt de sampler in de LVOT gezet net boven de aortaklep.

Het slagvolume wordt vervolgens berekend met de volgende formule:

SV = CSA(LVOT) x VTI


waabij CSA staat voor oppervlak van de linker ventrikel outflow tract (LVOT).
Deze berekening wordt door de software van het echoapparaat gedaan.

Het slagvolume vermenigvuldigd met de hartfrequentie geeft de cardiac output.
Bij het vervolgen van een patient kan ook alleen de VTI worden bepaald. De diameter van de LVOT is bij een patient stabiel en varieert niet. Bij een hemodynamische verbetering zal de VTI toenemen. Een normale waarde voor de VTI is 15-25 cm.

N.B. Bij aanwezige aortaklepstenose kan deze methode niet worden gebruikt!


Meting diameter LVOT

Meting diameter van de LVOT net bij aanhechting van de aortaklep in de parasternale lange as (klepslippen niet goed zichtbaar in deze afbeelding)


PW doppler in LVOT

PW doppler in LVOT (uitvergroot) in parasternale lange as opname

Meting Velocity Time Integral (VTI) in apicale 5-kamer opname

Meting Velocity Time Integral (VTI) in de 5-kamer apicale opname

Bepaling cardiac output

Door het slagvolume te vermenigvuldigen met de hartfrequentie wordt de cardiac output berekend

Referenties:
(1) Alam MI et al. Assessment of left ventricular function using mitral annular velocities in patients with congestive heart failure with or without the presence of significant mitral regurgitation. J Am Soc Echocardiogr. 2003;16:240-5.
(2) Elnoamany MF1, Abdelhameed AK. Mitral annular motion as a surrogate for left ventricular function: correlation with brain natriuretic peptide levels. Eur J Echocardiogr. 2006 Jun;7(3):187-98. Epub 2005 Jul 19.