Meting van de cardiac output is mogelijk door het combineren van verschillende metingen. In de parasternale lange as kan de diameter van de linker ventrikel outflow tract (LVOT) worden gemeten ter hoogte van de aanhechting van de aortakleppen.
Dit dient nauwkeurig te gebeuren, omdat deze meting gekwadrateerd wordt in de berekening, zodat meetfouten grote invloed hebben.
Vervolgens kan in de apicale opname met pulsed wave doppler de VTI (Velocity Time Integraal) in de LVOT worden gemeten. Hiervoor wordt de sampler in de LVOT gezet net boven de aortaklep.
Het slagvolume wordt vervolgens berekend met de volgende formule:
SV = CSA(LVOT) x VTI
waabij CSA staat voor oppervlak van de linker ventrikel outflow tract (LVOT).
Deze berekening wordt door de software van het echoapparaat gedaan.
Het slagvolume vermenigvuldigd met de hartfrequentie geeft de cardiac output.
Bij het vervolgen van een patient kan ook alleen de VTI worden bepaald. De diameter van de LVOT is bij een patient stabiel en varieert niet. Bij een hemodynamische verbetering zal de VTI toenemen.
Een normale waarde voor de VTI is 15-25 cm.
N.B. Bij aanwezige aortaklepstenose kan deze methode niet worden gebruikt!